Duurzaam gebruik
Duurzame productie en consumptie, duurzame ketens
In tropische landen worden op grote schaal gewassen geteeld als grondstof voor voedsel en andere producten die wij hier gebruiken. Dit heeft een grote impact op de natuur. Ecosystemen zoals bossen moeten het veld ruimen. We noemen deze impact onze ‘ecologische voetafdruk’.
Duurzame handelsketens
Internationaal neemt de druk toe om duurzaam om te gaan met biodiversiteit en ecosystemen. Daarom worden voor de duurzame productie, verwerking en verhandeling van handelsgewassen criteria opgesteld. Voor de gehele keten – van producent tot en met consument – zijn (of komen) er keurmerken of labelsystemen. Via ‘Round Tables’ overleggen alle partijen om de ketens te verduurzamen (bijvoorbeeld voor soja, palmolie).
Grondstoffen
Ook het winnen van grondstoffen is vaak schadelijk voor de biodiversiteit. Grondstoffen worden wereldwijd schaarser. Hergebruik van grondstoffen is dus niet alleen goed voor de economie, maar ook voor de biodiversiteit. De overheid wil bovendien toe naar een economie waarin fossiele grondstoffen vervangen worden door (reststoffen van) planten of dieren, of algen: de ‘biobased economy’. Dat moet dan wel duurzaam gebeuren. Tropisch bos vervangen door palmolieplantages is bijvoorbeeld niet duurzaam.
Genetische bronnen
Genetische bronnen zijn dieren, planten en micro-organismen waar de mens gebruik van maakt voor voedsel, kleding, medicijnen en industriële toepassingen. Het kan gaan om soorten die de mens al sinds lange tijd heeft aangepast (denk aan granen en groenten), of om genenmateriaal uit wilde soorten. Genetische bronnen zijn de basis voor veel zaken in ons dagelijks leven. We doen onderzoek naar genetische bronnen, en benutten ze voor het ontwikkelen van nieuwe producten: farmacie, cosmetica, en in de landbouw voor de wereldwijde voedselvoorziening. Het Nagoya Protocol regelt onder het Biodiversiteitsverdrag de rechten en plichten rondom toegang tot deze bronnen en het eerlijk delen van wat het gebruik ervan oplevert, zoals geld of kennis.
De oorsprongsgebieden van genetische bronnen liggen verspreid over de wereld, onder andere in het Midden-Oosten, het tropisch regenwoud, de Andes en de Hoorn van Afrika. Onderzoekers en bijvoorbeeld veredelaars zoeken naar onbekende soorten en ontwikkelen rassen die interessante eigenschappen hebben. In het Biodiversiteitsverdrag staat dat landen soevereine rechten hebben over de genetische bronnen op hun grondgebied. Dit betekent bijvoorbeeld dat iedereen moet navragen of materiaal uit een land mag worden meegenomen en gebruikt.
Gebruik van genetische bronnen kan informatie of winst opleveren. Over de verdeling daarvan moet een afspraak worden gemaakt met het land waar de genetische bronnen vandaan komen, zodat die ook daarvan kunnen profiteren. Bijvoorbeeld als medicijnen worden gemaakt met behulp van genetische bronnen. Dit is overeengekomen in het zgn. Nagoya Protocol (2010).
Nederland is de tweede exporteur wereldwijd van uitgangsmateriaal voor voedsel, landbouw en sierteelt. Deze positie is een belangrijke pijler van onze economie. Voor Nederland is het dus cruciaal dat internationale uitwisseling van genetische bronnen plaats kan blijven vinden. Nederland heeft het Nagoya Protocol in juni 2011 ondertekend en in 2016. geratificeerd.
Genetische bronnen in Nederland
In Nederland onderzoekt en bewaart het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) de genetische diversiteit en identiteit van plant- en diersoortensoorten die van belang zijn voor de land- en tuinbouw en bosbouw. Materiaal uit de collecties wordt gedistribueerd om het gebruik van genetische bronnen voor voedsel en landbouw te bevorderen: ABS Loket Nederland.
Staatsbosbeheer heeft een genenbank aangelegd voor inheemse bomen en struiken met steun van de Rijksoverheid. Daarin zijn oorspronkelijke varianten van zo'n 50 verschillende inheemse soorten bomen en struiken aangeplant. Hiermee kunnen weer nieuwe bomen en struiken worden opgekweekt en verspreid. Zo kunnen karakteristieke bomen en struiken weer terugkomen in het landschap. Het ‘Westerdijk Fungal Biodiversity Institute’ (voorheen Centraal Bureau voor Schimmelcultures) beheert een wereldwijd bekende collectie van belangrijke micro-organismen. De Botanische tuinen bewaren het Nederlandse erfgoed aan planten. Zij zijn verenigd in de Vereniging Botanische Tuinen (NVBT). De plantencollecties worden beheerd door de Stichting Nationale Plantencollectie (SNP). Dierentuinen (aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen) werken aan het behoud van de diversiteit van diersoorten. Voor landbouw- en andere huisdierrassen zet de Stichting Zeldzame Huisdierrassen zich in. Om de genetische diversiteit van wilde planten veilig te stellen is er ‘Het levend archief’.
Natuurlijk Kapitaal
Nederland behoort ook tot de landen met een environmental-economic accounting programme. De Rijksoverheid wil het Nederlandse natuurlijke kapitaal systematisch in kaart brengen. Op die basis worden dan betere afwegingen gemaakt en besluiten genomen, en dat komt ten goede aan de maatschappij en de leefomgeving. Bovendien is het mogelijk om op macro-economisch niveau zicht te krijgen op de (positieve en negatieve) impact van economische activiteiten op de kwantiteit en kwaliteit van producten en diensten die de natuur voortbrengt (Natuurlijk Kapitaalrekeningen). Ondernemingen kunnen deze informatie benutten om hun impact op de natuur te verminderen en het potentieel van het natuurlijk kapitaal optimaal voor hun bedrijfsvoering in te zetten, bij voorbeeld in de landbouw (natuurlijke ziekte- en plaagbestrijding, bodemvruchtbaarheid), maar ook bijvoorbeeld in de gezondheidszorg.
Zie ook:
Het 'SEEA-EEA experimental biodiversity account for the Netherlands' (Engelstalig rapport van het eerste Biodiversiteit Account voor Nederland volgens de systematiek van Environmental Economic accounting).
Bossen en Hout
Bossen zijn belangrijk voor houtproductie, recreatie, watervoorziening, bodembescherming, en CO2-opslag. Bossen bedekken zo’n 30% van het landoppervlak in de wereld, bijna 4 miljard hectare. Tropische bossen zijn van alle natuurtypen het rijkst aan biodiversiteit. Ongeveer 10% van Nederland bestaat uit bos. Wereldwijd is het oppervlakte aan bos op de wereld de afgelopen 30 jaar gehalveerd. Er verdwijnt nog steeds ruim tien miljoen hectare bos per jaar. Dit heeft grote ecologische gevolgen. Door duurzaam bosbeheer en duurzame handel in bosproducten wil Nederland deze trends bestrijden.
Recreatie is in Nederland een belangrijke functie van het bos. De meeste Nederlandse bossen zijn opengesteld voor het publiek en goed bereikbaar via wandel- en fietspaden. Beheerders organiseren er regelmatig excursies. Ook in tropische bossen neemt de recreatie toe (‘ecotoerisme’).
Hout is niet alleen geschikt om meubels of papier van te maken, maar levert ook biomassa op, als resthout of speciaal hiervoor aangeplant. Bossen herbergen wereldwijd ca. 600 gigaton biomassa. Biomassa is een belangrijke grondstof voor duurzame energie (op voorwaarde dat duurzaamheidscriteria worden toegepast), bioplastics en andere producten binnen de Bio-based economie.
Nederland ondersteunt het wereldwijde streven van landen om hun bossen duurzaam te beheren. Dat wil zeggen: niet meer oogsten dan er bijgroeit, met oog voor biodiversiteit, arbeidsomstandigheden, plaatselijke waarden, en eerlijke verdeling van de opbrengsten. Er zijn diverse certificeringssystemen voor duurzaam bosbeheer in omloop. Om na te gaan of hout met een certificaat (keurmerk) ook echt uit duurzaam beheer bos komt, wordt de hele handelsketen gecontroleerd. Dit heet ‘Chain of Custody’ (CoC). Elk bedrijf in deze keten ontvangt een CoC-certificaat als het voldoet aan de eisen.
Legaal hout wordt gekapt en verhandeld volgens de geldende wet- en regelgeving van het land van herkomst. Als het beheer van een bos voldoet aan de nationale wetgeving, en het hout uit dat bos volgens de voorschriften is gekapt en verhandeld, kan het een certificaat krijgen. Ook hier moet in de hele handelsketen worden aangetoond waar het hout vandaan komt. Houtkap die in strijd is met de landelijke wet- of regelgeving - illegale houtkap - veroorzaakt grote economische, maatschappelijke en ecologische schade. Het leidt tot inkomstenverlies, verdere ontbossing, conflicten, en minder zeggenschap voor lokale gemeenschappen. Bovendien ondermijnt het bedrijven die wel hun verantwoordelijkheid nemen.
De EU is een belangrijke exportmarkt voor landen met veel illegale houtkap. Daarom probeert de EU via het zgn. FLEGT-Actieplan houtproducerende landen te stimuleren om de handel in illegaal hout aan te pakken. Het Actieplan heeft twee onderdelen: Vrijwillige Partnerschapsovereenkomsten (FLEGT-VPA's) en de EU-Houtverordening (EUTR). FLEGT-VPA’s zijn handelsovereenkomsten met houtexporterende landen buiten de EU die helpen voorkomen dat illegaal gekapt hout op de Europese markt wordt gebracht.
Lees verder:
De EU-Houtverordening (EUTR) verbiedt het op de Europese markt brengen van illegaal geproduceerd hout en houtproducten. Houtproducenten en -handelaren moeten sinds 3 maart 2013 kunnen aantonen waar hun hout precies vandaan komt. En dat het legaal is gekapt, ook in Nederland. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) handhaaft deze verordening in Nederland.
In 2020 lanceerde de Minister van LNV en de provincies een nieuwe landelijke bossenstrategie tot 2030 en formuleerden de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gezamenlijk de Internationale inzet bosbehoud en bosherstel.
Lees verder over:
- Internationale onderzoeknetwerken zoals IUFRO en CIFOR;
- De Europese regionale organisatie UNECE Committee on Forests and the Forest Industry/FAO European Forestry Commission.
Duurzame visserij en behoud van het mariene milieu
De biodiversiteit in onze zeeën en oceanen staat onder grote druk door onder andere overbevissing en vervuiling. Dat geldt ook voor de Europese zeeën. In de Noordzee zijn de belangrijkste commerciële visbestanden onderweg naar herstel, maar de visserij legt nog altijd een druk op de overige mariene biodiversiteit.
De druk bestaat uit verspilling door teruggooi van vis (discards), bedreiging van beschermde dieren door bijvangst, en beschadiging aan het bodemleven van de zee. Door via bestandsbeheersplannen beter op vangst te sturen, minder bodem beroerende en bijvangst veroorzakende vismethodes toe te passen en bepaalde gebieden van (bepaalde typen) visserij uit te zonderen, kan de druk op de mariene biodiversiteit worden weggenomen. Internationaal en in Europa worden steeds meer beschermde zeegebieden (Marine Protected Areas) ingesteld. Deze vervullen een belangrijke kraamkamerfunctie voor de vissen en andere mariene organismen.
Het Gemeenschappelijke Visserijbeleid (GVB) van de EU legt de basis onder een duurzame visserij. Dat wil zeggen: een visserij zonder overbevissing en vervuiling van de zee. Verduurzaming van de visserij levert een grote bijdrage aan andere Europese pijlers van het Nederlandse natuurbeleid: de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM, 2008) en Natura 2000.
Vissen en andere zeedieren zijn belangrijk voor de mondiale voedselvoorziening. Bescherming van zeegebieden en vooral van de ‘kraamkamers’ van deze dieren is daarom in het belang van mensen.
Noordzee
De Noordzee bruist van leven maar staat in toenemende mate onder druk van toenemend intensief gebruik (visserij, energiewinning, scheepvaart, zandwinning en recreatie). Nederlanders zijn, ook vanuit historisch oogpunt, nauw verbonden met de zee met activiteiten als varen en vissen. Maar ook voor zandwinning, duurzame windenergie, olie- en gaswinning, scheepvaart en militaire oefeningen. Op de bodem liggen duizenden kilometers kabels en pijpleidingen. Deze activiteiten zijn belangrijk voor de economie, maar kunnen ten koste gaan van de ecologische waarde van de Noordzee. Daarom gelden er afspraken om dit gebied te beschermen en ervoor te zorgen dat de economische ontwikkelingen in evenwicht zijn met het ecosysteem. De grotere zoogdieren als zeehonden, bruinvissen en dolfijnen (en een enkele walvis of orca) springen het meest in het oog. Maar de Noordzee is minstens zo belangrijk voor vogels, vissen en schaal-, week- en schelpdieren. De Noordzee is onder meer belangrijk als trekroute en overwinteringsgebied voor vogels. Ook is dit gebied de kraamkamer voor veel vissen. De Noordzee heeft een omvang van zo’n 575.000 km². Het Nederlandse deel is ongeveer 58.000 km² groot (10% van de gehele Noordzee). Veel afspraken zijn daarom in internationaal verband gemaakt. De belangrijkste is het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR). De Noordzee valt hieronder. Vijftien landen, inclusief de Europese Unie, zijn lid van de OSPAR. Doel is het zeemilieu te beschermen tegen verontreiniging en andere schadelijke activiteiten, waar nodig te herstellen, en duurzaam te beheren.
De milieudoelen en plannen tot 2020 staan in de Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee 2012-2020, Deel 1, de uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie. De belangrijkste doelstelling is het verwezenlijken van een gezond marien ecosysteem. Uitgangspunt voor gebruik van de Noordzee is: uitgaan van wat het ecosysteem aankan.
Het huidige intensieve gebruik van de Noordzee heeft de kwaliteit van met name het bodemleven vervlakt. Door vooral de schadelijke effecten te verminderen wordt verwacht dat de variatie en kwaliteit terug zal keren. Daarmee wordt tevens de kraamkamerfunctie van vis beter gewaarborgd. Via synergie met activiteiten als zandwinning en wind op zee wordt gewerkt aan het terugbrengen van de schelpenbanken in een van de beschermde gebieden in de Noordzee.
Lees verder ook:
- Bruinvisbeschermingsrapport
- Aanbiedingsbrief bij het Bruinvisbeschermingsrapport
- Samenvatting Bruinvisbeschermingsplan
Natuur inclusieve landbouw
Biodiversiteit is van groot belang voor de landbouw omdat:
- De genetische variatie van plant- en diersoorten belangrijk is voor veredeling in de landbouw;
- Boeren en tuinders natuurlijke organismen kunnen inzetten om bijvoorbeeld schimmels en onkruid in hun gewassen te bestrijden;
- Een gezond bodemleven (wormen, bacteriën, schimmels) zorgt voor een natuurlijke bodemvruchtbaarheid, waardoor minder kunstmest hoeft te worden gebruikt.
In het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de Europese Unie krijgt biodiversiteit aandacht door duurzame landbouwproductie te stimuleren en agrarisch natuurbeheer beter te faciliteren. Dat gebeurt door de biodiversiteit in de bodem maximaal te handhaven, binnen het teeltplan ruimte voor biodiversiteit te scheppen, door in de natte en droge omgeving van de landbouw de biodiversiteit te stimuleren, en door ecosysteemdiensten bewust te benutten, in stand te houden, en waar mogelijk de biodiversiteit te laten versterken.
Boeren die hun landbouwgrond natuurvriendelijk beheren, kunnen hiervoor een vergoeding krijgen. Dit gaat via de Subsidie Natuur en Landschap (SNL) onderdeel Agrarisch Natuurbeheer (indien voor 1 januari 2016 een overeenkomst werd afgesloten met de Provincie over agrarisch natuurbeheer) en via Subsidie Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb).
Wilde planten en dieren die in landbouwgebieden leven, maken het landschap aantrekkelijker. Als wilde dieren in Nederland schade veroorzaken aan landbouwgewassen, kunnen de beheerders een beroep doen op een tegemoetkoming faunaschade.
Gewasbeschermingsmiddelen hebben bij onjuist gebruik negatieve invloed op de biodiversiteit. De risico’s en effecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de biodiversiteit kunnen worden beperkt door niet-chemische methoden te stimuleren en het gebruik van basisstoffen en lage-risicomiddelen te bevorderen. De agrarische sector draagt bij door het maken van actieplannen voor het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming. Ook bevordert de sector technische maatregelen om verwaaien van stoffen te verminderen.
Lees verder:
- Nationale Bijenstrategie
- Kamerbrief bij de Nationale Bijenstrategie
- 5 jaar Nationale Bijenstrategie 2019-2023
Herstel van gedegradeerde ecosystemen
Veel gebieden in de wereld hebben door overexploitatie hun oorspronkelijke biodiversiteit verloren en zijn niet meer geschikt voor landbouw of veeteelt. Herstel van deze ‘gedegradeerde ecosystemen’ is een expliciet doel in de EU-biodiversiteitsstrategie. Op basis van internationaal onderzoek van o.a. het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) weten we waar de gedegradeerde gebieden liggen. In samenwerking met het bedrijfsleven en fondsbeheerders wordt gezocht naar mogelijkheden om die gebieden weer zoveel mogelijk te herstellen. Door het herstel van de natuurlijke waarden kunnen deze gebieden hun ecosysteemdiensten in de toekomst weer leveren en ook voor de voedselproductie worden gebruikt. De in Nederland gevestigde organisatie Commonland voert hiervoor samen met het bedrijfsleven en natuurorganisaties een aantal internationale voorbeeldprojecten uit in Zuid-Afrika en Spanje en in Nederland.
Biodiversiteit en voedselproductie in balans
Groei van wereldbevolking en welvaart zorgt voor een toenemende vraag naar landbouwgrond en water om voedsel te verbouwen en legt daarmee een grote druk op de biodiversiteit. De uitdaging is om voldoende voedsel te produceren met behoud van de biodiversiteit, bijvoorbeeld door landbouwgrond intensiever te gebruiken in plaats van nieuwe landbouwgronden te ontginnen ten koste van de natuur. Binnen de voedselproductiegebieden is een zekere verweving met biodiversiteit weer relevant voor het in stand houden van de functionele agrobiodiversiteit, noodzakelijk voor succesvolle voedselproductie. Het ministerie van LNV ondersteunde in dit verband het ‘FAO Biodiversity Mainstreaming Platform’. Het ministerie van Buitenlandse Zaken speelde een initiërende rol bij de totstandkoming van het Initiatief Duurzame Handel (IDH). Deze organisatie legt zich toe op een combinatie van netwerken, co-financieren en kennisuitwisseling en innovatie om duurzame handel in mondiale handelsketens te bevorderen.
Begin 2024 stuurden de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minster voor Natuur en Stikstof een gezamenlijke brief aan de tweede kamer over volhoudbare voedselsystemen en de internationale inzet van het ministerie van LNV in het licht van de in 2030 te behalen duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Behoud en herstel van biodiversiteit wereldwijd is in deze brief een van de drie beschreven doelstellingen (Naast: Langetermijnperspectief voor de landbouw-, visserij- en tuinbouwsector en Mondiale voedselzekerheid en het behalen van klimaatdoelen).